Hoge heren buigen zich over ridderorden.

5.3 De eerstevoorzitters van de Hoge Raad van Adel en hun ambtstermijn.


1814- 1817 Mr. W.A.baron van Spaen la Lecq

1817- 1818 M.L.van Hangest baron d'Yvoy van Mijdrecht (fungerend)

1818- 1845 F.G.baron van Lynden van Hemmen


In 1827 ontstaat er in de Algemene Kunst en Letterbode een felle briefwisseling tussen baron van Lynden van Hemmen, baron d ‘Yvoy van Mijdrecht (alias Q.N.) en Albert Carel baron Snoukaert van Schauburg alias van A tot Z) waarin de Preuves en Chartres van Butkens in de Annales van de familie van Lynden uitgebreid aan bod komen en Van Lynden van Hemmen tot het uiterste gaat om Butkens te verdedigen. De geschiedschrijving over ridderorden ligt al jaren stil en drie ledenvan de Hoge Raad van Adel bestoken elkaar met genadeloze oordelen over de instelling van de Orde van St. Jacob. Van Lynden acht de familie naam beschadigd, en Q.N., voor de onthulling van zijn alias,verzacht zijn oordeel door te stellen dat hij de instelling van de Orde niet betwist had in 1290 maar wel de aanwezigheid van de vermelde ridders in dat jaar betwistte. Als lid van de Duitse Orde weet hij ook hoe het in ridderorden toegaat. Van Lynden geeft alsoplossing het jaartal 1279 te beschouwen voor de oprichting van de Orde, maar telkens worden tegen argumenten in de voortdurende discussie gebruikt die steeds persoonlijker wordt. De strijd blijft onbeslist, maar laat zijn sporen na, voortaan zullen voor en tegenstanders hiernaar verwijzen. In een tijd waarin er roekeloos omgesprongen werd met het verlenen van adellijke titels aan diegenen die in de gunst van de koning kwamen blijkt dat de Hoge Raad van Adel niet op zijn moeilijke taak berekend was. De deskundigheid die van Spaen la Lecq bezat was onmisbaar maar door zijn vroege overlijden viel het tegenwicht tot juiste oordeelsvorm weg. Een dergelijke gezelschap moest oordelen over renovatie van de Orde van St. Jacob.1 In de Hoge Raad van Adel is ook Hendrik van Wijn lid, een archivarisdie altijd twijfels gehad heeft over het zo stelling willen ontkennen van de Orde van St. Jacob, mengt zich niet in de discussie. De hierboven beschreven van Westreenen is in 1815 Thesaurier en wordt pas in 1835 lid, zijn mening bleef gehandhaafd. De heer van Spaen wordt de eerste voorzitter van de Raad. Hij schrijft in 1807 eenverhandeling over Amstel- IJsselstein, waarin hij Gijsbrecht vanAmstel als Ridder van St. Jacob aangeeft. Later blijkt dat in hethandgeschreven archief van Snouckaert van Schauburg, Otto en Jan vanArkel als ridders van Sint Jacob genoemd worden.2Waren zij dit soms vergeten?


                                                                                                       Willem  Anne baron van Spaen La Lecq


De Hoge Raad van Adel, het advies orgaan voor adelszaken en heraldiekopgericht in 1814 bij souverein besluit zal als eerste voorzitter Willem Anne baron van Spaen La Lecq (1750-1817) benoemen. Hij is een ervaren genealoog en groot deskundige op het gebied van wet en regelgeving voor de Nederlandse adel. Ook is hij Lid van de eerstekamer en van de Ridderschap Gelderland. Van Spaen schrijft ter opheldering van het grote werk van Wagenaar over Amsterdam een historie over de Heeren van Amstel,van Ysselstein en van Mynden.3  Van Spaen maakt een onbedoelde vergissing. Van Lynden van Hemmen corrigeert hem op blz. 99 in zijn twee brieven over de St. Jacobsbroederschap. De vergissing is de naamsverwarring van de orden St. Michael en St. Jacob. Mogelijk datde schelpenketting hiervan de oorzaak is.

In 1807 was van Spaen adviseur van Lodewijk Napoleon, in commission spéciale de titres, naast de heren van Zuylen van Nyeveldt, van Wijn en van de Goes. Opvallend genoeg wordt hij als enige niet vermeld als ridder van de Orde van de Unie. Historieschrijvers richtten zich in die tijd op standaardwerkenen het was destijds niet ongebruikelijk grote werken zoals dat van Jan Wagenaar aan te vullen. Met zijn diepgaand onderzoek over Amstel komt hij met de vermelding dat Amstel ridder van de Orde van St.Jacob geweest is.

Gemakshalve had hij beter dit onderwerp kunnen mijden maar vreemd genoeg schrijfthij: “Hoeverre de St. Michielsorde, die graaf Floris in 1290 gezegd word opgericht te hebben en waarin Gijsbrecht van Amstel mede aangenomen werd, geloof verdient, latenwij op zijne plaats gesfteld”.Wagenaar heeft in zijn werk zeker aandacht aan Orde van St. Jacobgegeven en bleek beter op de hoogte dan zijn critici omdat hij naar Aubertus Miraeus verwijst. De fout van van Spaen blijft wel intrigeren, want de St.Michielsorde is in 1496 opgericht, was "deze fout"onwetendheid of een vergissing? Het laatste lijkt het meestwaarschijnlijk. Nooit is een correctie verschenen. In 1814 schrijft hij het eerste deel van de Historie van Gelderland als lid van de Ridderschap Gelderland en lid van de eerste kamer.

De archivaris Isaac Anne Vrijhof maakt vanaf 1835 de Gedenkwaardigheden uit de geschiedenisvan Gelderland tot 1543 met de aanvullende documentatie van Willem van Spaen en Pieter Bondam (1727-1800) af. Prof. Mr. P. Bondam historie- schrijver en samensteller van het charterboek van Gelderland en Zutphen heeft zich na uitgebreide studie van de documenten van Butkens in de annales van de familie van Lynden geen vervalsingen kunnen aantreffen. Dit feit is zowel door Lynden van Hemmen in zijn eerherstel van Butkens, als Samuel de Wind in zijn kritiek evenals door anderen benadrukt.Bondam weet de geuite verdachtmakingen van Petrus Scriverius te ontzenuwen en verklaart dat anderen die blindelings gevolgd hebben. Butkens heeft veel uit het werk van Miraeus overgenomen en die wordtbeschouwd als een goudeerlijke historie schrijver.


1. Bijleveld, hoofdredacteur adelsboek 1949, Snoukaert van Schauburg was de enige deskundige. In de uitgave van 1953 wordt nergens meer over gesproken.

2. Archief Hoge Raad van Adel, collectiefamilie Snouckaert van Schouburgno. 147.

3. Spaen,W.A. Rijksvrijheer van, Historie der Heeren van Amstel, vanYsselstein en van Mynden enz., Immerzeel den Haag 1807, 54. De zgn.St. Michiels Ridderorde waar Gijsbrecht van Amstel in opgenomen was.

4. Vaderlandseletteroefeningen, eerste stuk voor boekbeschouwing (1845), 275, Kudrop van Ruwiell, 5



5.4 Over het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Koninklijk Nederlands Instituut van Wetenschappen, (KIW en KNIW), de Gids, dearchieven en de bewerking hiervan.

Het in 1808 op gerichteKoninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en SchooneKunsten, na 1815 het Koninklijk Nederlands Instituut vanWetenschappen geheten, neemt het initiatief om in de Tweede Klasseletterkunde met een uitgebreide agenda voor activiteiten te starten.Grote gangmakers zijn de heren Jacob van Lennep en Willem Bilderdijk. Alles komt echter maar traag op gang en de creatieve Bilderdijk verwijdert zich in 1816 na het gemis van inkomsten en de ergernis over de geringe activiteiten en de resultaten van onderzoek.1


                                                                                                                                     Mr. Jacob van Lennep 


In 1808 heeft Bilderdijk een treurspel geschreven Floris V, dat wordt opgedragen aan de Franse koning Lodewijk Napoleon. Miltenburgverklaart in de inleiding van zijn promotie onderzoek van de middeleeuwen en mediëvistiek in de negentiende eeuw heel duidelijk dat de romantische belangstelling voor de middeleeuwen bij het KIW niet tot hoogtepunten kwam. Deze was met de publicaties de Gids wel toegenomen maar aanvankelijk sterk onderdrukt door de redactie van Bakhuizen van den Brink. Uiteindelijk heeft het instituut weinig gepresteerd.3Het ontbreken van overheidssteun was een van de oorzaken, de slechteopkomst van de leden een andere. Op een gemakkelijk manier naar toegankelijke bronnen voor publicatie zoeken was niet in het belang van de vaderlandse geschiedschrijving. Laksheid kwam tot uiting inzake de onzorgvuldige afhandeling van de door de Fransen geroofde archieven. Er werd weinig ondernomen om de archieven terug te vorderen. Ook is door het slechte beheer en diefstal veel verloren gegaan, dit betrof vooral archieven uit Utrecht.In Noord-Holland, Zeeland, Brabant en Limburg werd lang door het ministerie verondersteld dat er geen belangrijke archieven waren.

1. Bilderdijk: “ik doe niets meer voor eenig Genootschap”!

2. A.P. J., Miltenburg, Naarde gesteldheid dier tyden9-15.

3. Miltenburg, 28.

4. Miltenburg, 39.


Pas eind veertiger jaren werden meer archivarissen voor deze provincies benoemd om de archieven te herstellen. Pieter Scheltema,archivaris van de hoofdstad was al geruime tijd op eigen gelegenheid bezig in het oude archief in de IJzeren kapel van de Nicolaaskerk in Amsterdam. Het gebrek aan geld en scholing in het oude schrift maakten dat vele stukken niet meer deel konden uit maken van het totaal archief van Nederland. Pas in 1849 had Scheltema zijn werk af. Dankzij eerdere initiatieven van Bilderdijk en Tydeman werd op kleineschaal actief gezocht naar oude teksten, die in een nieuw register werden gedocumenteerd. Het doorploeteren had wel resultaat hoewelover uitbrengen van de vier delen van de Rijmkroniek of Maerlants Spiegel Historiaal bijna vijftig jaar is gedaan. De vele handschriften en aantekeningen van eerdere onderzoekers vertraagdende uitgave van de laatste twee delen aanzienlijk. Talloze manuscripten waren in handen van verzamelaars gekomen. De op de marktgebrachte grote verzameling middeleeuwse documenten, onmisbaar voorde ingestelde onderzoeksarchieven waren voor het instituut vaak onbetaalbaar en hierdoor konden slechts delen van de verzamelingen aangeschaft worden. Lacunes in de Nederlandse geschiedenis bleven hierdoor bestaan. Ondanks de verzoeken van Meerman, Scheltema en van Wijn was er onder de andere leden maar weinig animo voor de aanschaf van charters over ridderorden. Het instituut ging op zoek naar werken over de gewone burger in de middeleeuwen. Omdat er veel verhuld en moeilijk vindbaar was zocht het instituut ook door middel van prijsvragen naar mogelijkheden om de verborgen middeleeuwse geschiedenis en letterkunde op te sporen. Het voorstel van Hendrikvan Wijn onderzoek te doen naar de ridderorde van St. Jacob werd afgewezen. Niet dat men bewijzen had dat de orde niet was opgericht, maar dat twijfels over de oprichting van de Orde bleven bestaan en omdat er geen verdere gegevens in het Rijksarchief te vinden waren. In het instituut leefde in de twintiger jaren wel de belangstellingvoor andere oude Nederlandse ridderorden op zoals onderzoek van de Orde van de Tuin beschreven door Hangest baron d ’Yvoy van Mijdrecht1die een verhandeling hierover had opgemaakt in 1827. Onterecht noemt hij zijn vriend de archivaris van Wijn als degene die hem met grafelijke rekeningen overtuigd heeft dat de Orde van de Tuin niet sanders is dan de Orde van St. Anthonij. 2 Door dit als een gevoelskwestie met de Orde van St. Jacob te verbinden, maakt d’Yvoy van Mijdrecht een dubbele onjuiste interpretatie van de historische feiten en zal dit stuk geen verdere waardering krijgen. De Orde van de Hollandse Tuin is opgerichtdoor graaf Willem IV en heeft bestaan van 1387-1418. Baron W.F. de Roëll beschrijft in 1830 de Orde van het Gulden Vlies en dit stuk wordt wel geaccepteerd voor een prijsvraag. Er is een wat gedurfde stelling in verweven. Zijn bedoeling aan te tonen dat koningWillem I in aanmerking voor het grootmeesterschap moet komen geeft de nodige discussie.3 Deze stelling vervalt als België zich van de Zuidelijke Nederlanden onafhankelijk maakt. Een voorstel voor een prijsvraag om Graaf FlorisV te beschrijven met de titel Graaf Floris V en Zijne regering uit echte bronnen vastgesteld, krijgt nadat het eerst door Tydeman envan Wijn is ingediend pas in 1833 de gouden ereprijs voor de uitgave van Dirk Groebe, bibliothecaris van het instituut. Ook hij acht het belangrijk de Orde van St. Jacob te bespreken na de verbeten pennestrijd in 1827 tussen van Lynden en d’Yvoy van Mijdrecht.Groebe vraagt zich af waarom zowel van Lynden als de andere schrijvers in de Konst en letterbode geen gewag gemaakt hebbenvan het boek der (schaek) of steekspelen, dat bij de beschrijving van de ridderorde door Butkens en Boxhorn zo duidelijk is vermeld. Het bevreemdt hem sterk dat dit tournooi in geen ander werk is beschreven, zoals het te vinden is in het alom geprezen werk Thurnierbuch, te Frankfurt am Mayn, uitgegeven in 1566. Het boek van Groebe gaat uit van alle aanwezige bronnen. Groebe is zeker over oprichting van de Orde van St. Jacob en de later aangehaalde bronnen van Butkens en Boxhorn. Opvallend genoeg acht hij het niet uitgesloten dat Gijsbrecht van Amstel in de Orde is opgenomen.Een conclusie waarmee hij niet alleen Wagenaar volgt maar ook de instelling van de Orde aanneemt.

In het kamp van detegenstanders heeft Hangest baron D’Yvoy van Mijdrecht zich tot het uiterste ingespannen om de historie te zuiveren van “zogenaamde orden”, maar desondanks blijven de verwijzingen naar de Orde van   St. Jacob in de literatuur bestaan. Zo wordt in het kolossale werk van Bosscha, lid der Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen 6 , in 1870 wel hiernaar verwezen,7 maar sterk onder de invloed van d’Yvoy van Mijdrecht blijft een ontkenning van de orde gehandhaafd. Bosscha vermeldt wel alle schrijvers die deelnamen aan de discussie. Zo ver is het dus gekomen, het slecht presterende Koninklijk Nederlands Instituut van Wetenschappen durfde geen stelling te nemen en verder onderzoek blijft uit.


5.5 De Hoge Raad van Adel


Zo opvallend als deverhoudingen in het Koninklijk Nederlands Instituut der Wetenschappenwaren, zo opvallend was de bezetting van de Hoge Raad van Adel, met baron van Lijnden van Hemmen, Hangest baron d’Yvoy van Mijdrecht,baron Snouckaert van Schauburg, dr. H. van Wijn, baron van Westreenenvan Thiellandt, thesaurier, dhr. Chais secretaris, dhr. de Witte vanCitters, dhr. Okelly de Galway en de wapenkoning met drie herauten.8           D’ Yvoy van Mijdrecht, Snouckaert van Schauburg en van Wijn, zijn al lid vanaf 1814. Van Wijn, archivaris van het Rijk werd benoemd tot honorair lid.  Lynden van Hemmen (afbeelding) wordt in 1818 de derde president. Naast zijn brede geschiedkundige kennis was hij op het gebied van waterstaat zeer onderlegd. Het door hem in 1821 opgesteld plan in de verhandeling tot drooglegging der Haarlemmermeer ondervond aanvankelijk veel weerstand, maar kon uiteindelijk toch met succes gerealiseerd worden. Te verkeren in een gezelschap van ver uiteenlopende meningen moet voor hem een grote uitdaging geweest zijn en in het debat zullen zeker vele uren nodig zijn geweest om tot een consensus te komen. Tot zijn 84ste jaar was hij voorzitter en tot zijn overlijden in 1845 uitstekend gezond van lichaam en geest.Van Lynden weet zich in zijn oordeel over de St. Jacobs Broederschap gesteund door van Wijn, die evenals Bilderdijk, Wagenaar als betrouwbare bron zien.10  In 1831 overlijden H. van Wijn, M. Hangest D ‘Yvoy van Mijdrecht en W. Bilderdijk.

Samuel de Wind geeft in een publicatie in 1835 een korte beschouwing over Butkens, maar is uiteindelijk mild in zijn oordeel.11 De door Prof. Bondam beoordeelde charters, aangehaald in de Konst en Letterbode bleken overtuigend.12Ook hij doet bewust geen uitspraak over wie het aan het rechte eind heeft in de gevoerde pennestrijd met van Lynden. Hij betwist begrijpelijk het merkwaardige charter van Karel de Grote en prijst Butkens met zijn werk over de geschiedenis van Brabant.13

1.Verhandeling ten betoog dat er ten tijde van Willem IV, graaf vanHolland geene ridderorde van den Tuin is ingesteld, 1827. 4o.In Verh. der II Kl.van 't Kon. Ned. Inst. Dl. IV.

2. Voordragt van Max L. baron d’Yvoy van Mijdrecht, 9.

3. De Roëll, verwijst wegens de twijfel over de Orde van St. Jacobnaar de pennenstrijd in 1827.

4. Beiden bevochten elkaar gedurende ruim een jaar met details zonderuitkomst. In 1824 vermeldt d’ Yvoy van Mijdrecht in de slotregeldat de Orde van St. Jacob niet op waarheid berust.

5. Groebe blz. 94.

6. Opgericht in 1851.

7. Bosscha, 35.

8. Jaarboekje van Zuidholland 1829 p. 12

9. Levensbericht van F.G. baron van Lijnden van Hemmen, jaarboekMaatschappij der Nederlandse letterkunde 1845.

10. Arend 1941 AlgemeneGeschiedenis des Vaderlandsblz. 352 noot 4.

11. Bibliotheek derNederlandse geschiedschrijvers deel vier,381-388

12. Brief Prof. Bondam aan den Baron van Lynden van Hemmen, Konsten Letterbode 1826,no 35.

13. Trophées tant saorés que prophanes de la Duché de Brabant 1641,publikatie in Bibliotheek der Nederlandse geschiedschrijver 1835eerste deel.


Dat de geschiedenis over de Orde van St. Jacob op vele manieren in de negentiende eeuw weergegeven kon worden blijkt uit publicaties in 1841 en 1842. Zo wordt in een geschiedkundig drama, met een deel van een bedrijf op St. Mauritiusdag, Kuser van IJsselstein door ridder van Arkel voor verheffing tot ridder voorgedragen en door graaf Albrecht tot St. Jacobsridder geslagen. In het zelfde werk wordt Teylingen als ridder des St. Jacobs aangeduid zo ook in een literair tijdschrift.1  Een ander voorbeeld zijn de eerste uitgaven van l’Abbé Giustinianien Bonanni. In deze boeken worden abusievelijk alle graven vanHolland als grootmeester van de Orde van st. Jacob aangegeven. Dit is in latere uitgaven aangepast.2  

Le Paige maakt het wel helemaal te bont in werk over L ’Ordre Héréditaire du cigne, dit is L’ Ordre Souverain de Cléves geschreven in 1780. Hierin hevelt hij de gegevens van de in 1290 opgerichte Orde van St. Jacob over naar de Orde van de Zwaan en maakt Diederick van Kleef door zijn huwelijk met Margareta van Habsburg, grootmeester.3

Het instituut vanwetenschappen heeft tot de abrupte dood in 1851 ruime aandacht geschonken aan de middeleeuwse geschiedenis waarbij zij voortbouwde op oorkonden van Beka, de Clerc en de verwerking door Wagenaar, ondanks kritieken vanuit leden van het instituut en uitingen in de gids. Toenemend ontstond er bij critici een streven om meer over de bevolking, het sociale leven in de middeleeuwen te schrijven in plaats van het herhalen van geschiedkundige feiten. Helaas is hetdoel niet bereikt en in de stukken kreeg de staatkunde veel nadruk.Pas na 1850 ontstaat een wending aangegeven door R. Dozy en W. Jonckbloet en vanaf die tijd zal het dagelijks leven van het gewone volk meer beschreven worden.4 In een lezing in de Maatschappij van Nederlandse letterkunde op 7 februari 1851 neemt mr. van Assen de Orde gegevens over de Orde van St. Jacob mee in zijn verhaal over eerbeloningen in de Republiekder Verenigde Nederlanden.

      In 1852 vermeldt Abraham van der Aa in zijn biografisch woordenboek voorzichtig genoeg alleen Gijsbrecht van Amstel als ridder van St. Jacob.5  In 1843 levert Beeloo een belangrijke geschiedkundige bijdrage door een werk voor te bereiden ter ondersteuning van de te op 8 februari1845 te houden maskerade in Leiden met als thema; Den optogt vangraaf Floris V den. Zeer nauw gezet worden het hof te ’s-Gravenhage en de plechtigheden met de ridders beschreven.6 Het boekje van Adriaan Beeloo ontvangt een uitstekende kritiek·ondanks dat het werk ten dele is opgebouwd met de uitgebrachte informatie van Butkens over de ridderorde. Er wordt vol op gebruikgemaakt van de aanname dat er niet meer is dan de Preuves in de Annales généalogiques de la Maison de Lynden om als bron van de Orde van St. Jacob uit te werken. In die tijd nemen Engelse en Duitse historici in hun werk de Orde van St. Jacob op. In 1843 heeft luitenant Bischoff de Orde van St. Jacob beschreven in Oudere en nieuwere thans bestaande ridderorden 7en Jonckbloet beschrijft Het ridderfeest van St. Jacob in de Tijd8, afkomstig uit de onuitgegeven roman “Der keerlen god”. 

     Van Lennep en Hofdijk 9vermelden de Orde van St. Jacob in Merkwaardige kastelen en Weleveld maakt Genealogische aantekeningen van de Hollandse edelen die tot ridder van de Orde van St. Jacob zijn geslagen.            Dr. P. Scheltema, archivaris van de hoofdstad en van Noord Holland komt er duidelijk voor uit in het vierde deel; De gedenkwaardigheden van Amsterdam, dat Floris V in de Grote Zaal te ’s Gravenhage de Orde van St. Jacob heeft ingesteld.10  In het archief van oude charters gaat de heer van Visvliet wapens in Zeeland na en ziet vijf Jacobsschelpen op een wapenschild. Hij raakt geboeid door de betekenis door een milites van Subburg. Zo prikkelt hij de lezer wel met zijn beschouwing; dat mocht dit schild tot de Orde van St. Jacob behoren dan zou de Orde mogelijk ouder zijn dan eerder is aangenomen. 


1. A. Ruysch, Albrechtvan Beijeren of de St. Mauritiusdag (1389) drama, 65, 98.  Marinus Verbrugge, Teylingen op het laatst der dertiende eeuw. De vriend des vaderlands een tijdschrift, zestiende deel.143.

2.Histoire desMilitaires ou des chevaliers 1721, l’Abbé Giustiniani ea.

3.L’Ordre du Cygne (cigne), Orde van de Zwaan is opgericht in 1440en heropgericht in 1843.

4. Miltenburg, Leven en streven, 165.

5. A.J.van der Aa, 1852 Biografisch woordenboek deel1.

6.A. Beeloo, De instelling van de Ordevan St.Jacob, door Graaf Floris V van Holland, in den jare 1279. 

7.Bischoff, J, de Rochemont, G.L.,Geschiedkundige beschrijving der oudere en nieuwere thans bestaande Ridderorden zowel in als buiten Europa,Amsterdam, 1843, 332-333.

8.Jonckbloet, W.J.A. Het Ridderfeest van St. Jacob,de Tijd 1845.

9.Lennep, Mr. J. van, en Hofdijk, W.J., Merkwaardige Kastelen in Nederland,1845,dl.1, 57, 116, dl.2, 7-10.

10.Scheltema, 1861 Amstel’s oudheid.


Van enig aanvullendbewijs is echter geen sprake.1 De Orde van St. Jacob krijgt de volle aandacht in een optocht der studenten in de in 1845 gehouden Maskerade der H.H. Studenten der Hogeschool te Leiden. Dit blijft een van de best gedocumenteerde herdenkingen van de activiteiten van Floris V.2  De waardering voor Beeloo in Boekzaal der geleerde wereld in het tijdschrift voor de protestantse kerken is opmerkelijk“. Het toernooi, de beschrijving van de Ridderzaal en van het Hof te ’sGravenhage getuigen van de grote kennis van de samenstellers en maken dit boekje tot een uitlokkende proeve van het grote werk dat later volgen zal en ""het welk zeker den roem zal vestigen“ 3 De kritiek verstomt. Met het verschijnen van publicaties en boekwerken over ridderorden wordt beschrijving van de Orde van St. Jacob alleen al door Beeloo4 voldoende ondersteund.

In de eerdere publicatie van een berijmd verhaal over ’s-Gravenhage in de Gids van 1843 trekt de redactie flink van leer tegen de tweede klasse van het Instituut van Wetenschappen en verwijt haar apathie en niets doen voor het Hollandse huis en de Ridderzaal.5b Beeloo had, na zijn presentatie voor het instituut in Amsterdam vier jaar gewacht alvorens het te publiceren. Al deze geschriften blijven natuurlijk niet ongelezen en van Weleveld geeft in 1845 als ambtenaar bij de Hoge Raad van Adel beknopte genealogische aantekeningen uit.6 Het is aanvullende informatie over de ridders ter voorbereiding van de optocht naast het boek van de Leidse Commissie van de Maskerade. Alle eerste ridders uit het extract van Butkens en de later overgenomen door Thomas de Rouck worden genealogisch uitvoerig beschreven en hiermee lijkt elk misverstand opgehelderd. De publicaties dringen ook in België door. In Brussel verschijnt jaarlijks het Compte Rendu des seances de la Commission Royaled’histoire ou recueil de ses bulletins. In 1845 schrijven zij: “On n’ ignore pas que l’existence de l’ordre de Saint jacques en hollande , a été révoquée en doute par plus d’un critique“.

Zo blijft de interesse voor de oudhollandse ridderorde bestaan en zorgen de romantici in de zestiger jaren voor meer betrokkenheid met ridderschap en orden. J.van Lennep en W.J. Hofdijk brengen merkwaardige kastelen uit en vermelden in de voetnoot over de instelling der Ridderorde van St. Jacob. Zij bekennen als auteurs dat zij tot de gelovigen horen van het veel betwijfelde, veel bestreden, veel verdedigde veel besproken feit. Tevens ondersteunen zij de conclusies van Beeloo, eerder in de Vaderlandse letteroefeningen van 1845 genoemd, dat de motieven om de orde te stichten meervoudig waren. Het was een hulde aan zijn overleden vader Rooms-koning Willem II, ter ere van zijn grafelijk regeren en ter ere van zijn gemalin Beatrijsvan Vlaanderen, die haar intrede doet in Holland.7

Hofdijk geeft in ons voorgeslacht een beschrijving van de eerste twaalf ridders behorende tot de Orde van St. Jacob en opvallend genoeg beschrijft hij de betwiste Jacob van Wassenaar, die moeilijkin de genealogieën is terug te vinden maar door Lynden van Hemmen en Kluit, met drie Wassenaars op een zegel van 1306 is afgebeeld. Obreen heeft in zijn Geslacht van Wassenaar (1903) ook naar Jacob van Wassenaar verwezen.


1. Milites vroegere benaming voor ridder. Van Visvliet 1859 Over debelangrijkheid van oude charters, archief vroegere en lateremededelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland deel IV. S.Simonis Zeeuwse Oudheden namen in 1258.

2.Van Dissel 1845 Historische bijdrage betrekkelijkheid het ontwerpder Maskerade door H.H. Studenten der Leidse Hoogeschoolvoorstellende den aftocht van Floris V met de nieuw geslagen St.Jacobs-ridders na het hem gegeven tournooi.8 februari 1845. Decommissie tot begeleiding der maskerade. Het nieuws van den dagkleine courant, deLeidse feesten24-06-1885.

3. Welk groot werk hiermee bedoeld werd is niet duidelijk, wel volgennog diverse romantische beschrijvingen.

4.A. Beeloo De Instelling van de Orde van St. Jacob 1845, blz. 56. Boxhorn, Bondam en Baron Lynden van Hemmen verklaarden zich met tal van bewijzen de juistheid van het verhaal. Blz. 56. Scriveriusis is later van zijn verdenking tegen Butkens teruggekomen. Reigersberg, Miraeus, Boxhorn, de Rouck en anderen hebben het bestaan van deze ridderorde erkend. De geleerde van Spaen heeft slechts getwijfeld; daarentegen hebben Tewater, Meerman, Broërius,van Nideck, Bondam en anderen de zaak of aangenomen of op goede gronden verdedigd.

5.De Gids 1843 eerste deel blz. 221-240 felle kritiek tegen KIW afdeling Amsterdam, aangaande onzalige liefhebberijen, spreekbeurten, verhandelingen en etentjes.

6. Weleveld,L., Beknoptegenealogische aantekeningen betreffende de Hollandse edelen welke bij de instelling der ridderorde van St. Jacobs Broederschap door Floris V tot ridder zijn geslagen, Leiden 1845

7.Van Lennep en Hofdijk 1861 merkwaardige kastelen, 7 en 8.Vaderlandse letteroefeningen jaargang 1845

8Hofdijk, 1862, Ons voorgeslacht, ridderorde van St. Jacob blz. 295.


A. Beeloo (afbeelding) zal ter completering van zijn uitvoerig werk overde Orde van St. Jacob nog een publicatie geven over een beschrijvingvan een steekspel en meent hiermee critici genoeg te doen.1J. ter Gouw, lid van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, blijkt een groot kenner te zijn van wapens gezien zijn publicaties die hij vanaf 1860 levert. In een lezing voor hetgenootschap te Amsterdam over de instelling der ridderorde van St.Jacob geeft hij uitvoerig weer dat het niet kunnen vinden van een toernooiboek geen reden tot afwijzing van de Orde is, maar eenacceptatie dat er veel verloren is gegaan en dat zelfs de archivaris van Wijn dit dien ten gevolge “deeze Riddermaking niet” wil ontkennen. Uitvoerig belicht hij de documentatie van toernooiboekenen overlevering van ordetekenen en geschiedkundige feiten. Opvallend is dat hij met stelligheid beweert in zijn rede: “’t lijdt geen twijfel, dat de St. Jacobs-orde den dood haren stichter niet zal hebben overleefd.” Niet slechts omdat met hem tevens een stamhuis ten grave daalde, maar vooral omdat twee der St. Jacobs-ridders, Gijsbrecht van Amstel en Jan van Heusden tot de samenzweerders behoord hebben.”2 Kudrop van Ruwiell komt in 1964 tot dezelfde conclusie. De overdrachtvan de Orde van St. Jacob onder tijdgenoten valt moeilijk te bewijzen. Het gedachtengoed is in ieder geval later wel voortgezet en onder een aangepaste naam in stand gehouden.


                                                                                                                                                       Jan ter Gouw



5.6 Conclusie


De stichting van de Ordevan St. Jacob blijft onduidelijk als men Butkens, Miraeus en Boxhorn niet wil geloven. Het ontbreken van authentieke oprichtingsstukken is voor een aantal historici een reden tot afwijzing van de bestaande bronnen over de Orde van St. Jacob. Er zijn ook historici die vooral in de negentiende eeuw de oprichting erkenden, maar de conclusie trokken dat de Orde na de oprichting ophield te bestaan. Helaas hebben beide standpunten aanleiding geven tot ergernis over en weer en is een academisch dispuut soms in ruzie geëindigd. Bij nader onderzoek blijkt dat er bij tegenstanders geen objectieve motieven een rol gespeeld hebben. De wederzijdse beïnvloeding staat vast. Het besef dat er slechts beperkte documentatie is overgeleverd en dat aanvullende documentatie verloren is gegaan door schade wordt vaak genoeg vergeten. Dat de felste tegenstander en beschuldiger van Butkens, Hangest D’Yvoy van Mijdrecht, die zelf zijn adels papierenvervalst heeft geeft dan ook een ander licht op de zaak. Voor de Souvereine Orde van St. Jacob in Holland staan een aantal zaken vast. Te noemen : de Orde van St. Jacob is opgericht door Floris V.  Butkens en Albertus Miraeus hebben het uittreksel uit het boek der Ridderschap verwerkt. Boxhorn heeft zowel de gegevens van Reigersbergh als van Butkens in zijn Theatrum Hollandiae opgenomen. Nadien is er tevergeefs gezochtnaar de Charters van het boek der Ridderschap en het toernooiboek. De archivaris van Holland dr. H. van Wijn heeft altijd gewezen op het feit dat er veel van het archief der Nederlanden verloren is gegaan. Een kleine groep heeft jaren geleden getracht het erfgoed te bewaren als Orde van St. Jacob, helaas hebben vernieling en geweld grote delen van de ledenregistratie en een aantal draagtekens geminimaliseerd. Met de huidige gegevens in het archief blijft het mogelijk het gedachtengoed van de Orde van St. Jacob in een stichting Souvereine Orde van St. Jacob in Holland voort te zetten en te bewijzen dat de Orde van St. Jacob door de eerste grootmeester FlorisV in 1290 (1279) is opgericht. Met steun van de Orde van St. Jacob in Holland is het standbeeld Floris V verwezenlijkt.


1 A. Beeloo 1851 publicatie in Nederlandsche Crestomanie

2 Ter Gouw, 1862 over de instelling der ridderorde van St. Jacob. 214.De Gilden eene bijdrage tot de geschiedenis van het volksleven 1866.


6. Literatuur

Aa, van der A.J., Biografischwoordenboek deel 1 (Amsterdam 1852).

Allart, J, Gedenkschriften van de koninklijke unie door de jaren 1807, 1808 en 1809 (Amsterdam 1810). Andriessen,P.J., De schildknaap van Gijsbrecht van Aemstel (Amsterdam1862).

d'Artillac Brill, J., Beknopte geschiedenis der Nederlandse Ridderorden (Den Haag1951).

Ashmole, E., The Institution, Laws & Ceremonies of the most Noble Order of the Garter p.103-104. (London1672). Ashmole, E., History of the Noble Order of the Garter and the several Orders of Knighthood exant in Europe, Cap. III Military orders no. 13, knights of St. James of Holland (London 1715).

Balen, Jans Zoon, Matthys, Beschryving der stad Dordrecht enz, (Dordrecht 1657).

Bar, J. Ch. Recueil des tous les Costumes Monastiques & Militaires de toutes les Nations (Parijs 1784).

Bander van Duren, Orders of Knighthood and Merit (Gerrards Cross 1995).

Beelaarts van Blokland, M.A., De hoge raad van adel. geschiedenis en werkzaamheden (’s-Gravenhage 1966).  Beeloo, A., De instelling van de Orde van St. Jacob door Graaf Floris V, in den jare 1279 (Amsterdam 1845).        Bergh, A. van den, Vorsten en Bewindvoerders van al de oude en nieuwe staten der wereld, mitsgaders opgave van al de voormalige en nog bestaande Geestelijke en Wereldlijke Ridderorden(Haarlem 1871).

Bührmann, Bührmann ‘s Geschiedenis van ons vaderland, van de vroegste tijden tot op heden, deel II (Amsterdam 1865).

Butkens, Chr, Preuves Charter et Tittres ; Annales Généalogique de la Maison de Lynden (Antwerpen 1626). Biedenfeld, F. freiherrn von, Ritterorden (Weimar 1841).

Bilderdijk, W., Geschiedenis des Vaderlands uitgegeven door Prof. H.W. Tydeman, J. de Ruijter (Amsterdam 1851).

Bischoff, J. en G.L. de Rochemont, Geschiedkundige beschrijving der oudere en nieuwere thans bestaande Ridderorden zowel in als buiten Europa (Amsterdam 1843).

Boxhorn, Marcus Zuerius Toneel ofte Beschruyvinge der steden van Hollandt (Amsterdam 1632).

Boxhorn, Marcus Zuerius, Cronijck van Zeelandt eertijds beschreven door d'heer Johan Rygersbergen (Leiden 1644).

Clark, H., Concise History of Knighthood (London 1784).

Commelin, C., Beschryvinge van Amsterdam Deffelfs eerfte oorfpronkuyt den Huyfe der Heeren van Aemstel en Aemstellant met een verhaalvan haar Leven en dappere Krijgsdaden (Amsterdam 1663, 1665,1694)

Cordfunke. E.H.P., ea., Wi Florens (Utrecht 1966).

Commissietot regeling der Maskerade, Ophelderingen betreffende De Maskerade voorstellende Den optogt van Floris V (Leiden 1845).

Dambreville, E. , Abrégé chronologique de L'histoire des Ordres de Chevalerie (Parijs 1807).

Dujardim, B., et Sellius, G., Histoire générale des Provincies-Unies, (Parijs 1757).

Gouthoeven, van, W., D’oude Chronijcke ende Historien (met west Friesland) van Zeeland ende vanutrecht (Dordrecht 1620).

Guordon de Genouillac, H., Nouveau Dictionaire des ordres De Chevalerie (Parijs 1891).

Gouw, Ter, J. Studiën over Wapen en Zegelkunde (Amsterdam 1865).

Gouw, Ter, J. Amstelodamiana vierde boek Gijsbrecht van Aemstel en de opkomst van Amsterdam (Amsterdam 1874).

L’Abbé Giustiani, Histoire des Militaires ou des Chevaliers (Amsterdam 1721).

Groebe, D ,Verhandelingter beantwoording van de vraag: Graaf Floris V uit echte bronnenvoorgesteld (Den Haag 1833).

Hangest D' Yvoy van Mydrecht, M. L., Voordragt ...in den Algemeenen Kunst- en Letterbode voor 1826, no. 25 en 38 nopens hetgeen in dat weekblad, in de Weegschaal no. 9 voor 1826, en in de onlangs uitgegeven Twee brieven over de ridderorde van St. JacobsBroederschap, tegen gemelden schrijver ... geschreven is gewordendoor F. G. baron van Lynden van Hemmen. ' (Den Haag 1828).

Hayez, M., Compte Rendu des seances de la commission de sesbulletins Tome XI partie I (Bruxelles 1846).              Hélyot, P. et M.Bullot, Histoire des ordres monastiques, religieux et militaires deel 8 (Parijs 1719).

Hofdijk, W.J., Ons Voorgeslacht, IVe deel, (Haarlem 1862). Hugenholz,F.W.N., Floris V.(Bussum 1966).

Janse A, Ridderschap (Bussum2009).

Jonckbloet, W.J.A. Het Ridderfeest van St. Jacob, de Tijd (Den Haag 1845).

Kudropvan Ruwiell, J.R. De Institutie vande orde van St. Jacob in Holland door Graaf Floris V(Amsterdam 1964). Laseur, W.A., Het Museum Meermanno-Westreenianum, 1840-1960 (Den Haag 1998)

Leeuwen van, S., Illustrata ofte Oud Batavienvervattende de verhandelingen van den adel en Regeringe van Hollandt,ten deele uyt W. van Gouthoven, en andere Schryvers, maar welvoornamelijk uyt een menigte van oude Schriften en Authentijque Stukken en Bewijfen (Den Haag 1685).

Leeuwen, S., Redeneerd onderzoek over den oorsprong recht en onderscheid der edelen en welgeboren-mannen in Holland, mitsgaders derzelfdervoorrechten, zoo die nu zyn, ofte van aloude tyden zijn geweest (‘s Gravenhage 1740).

Lennep van, J. en W.J.Hofdijk, Merkwaardige Kastelen in Nederland (Amsterdam 1845).

Lennep van, J en J. ter Gouw, Nederlandsgeschiedenis en volksleven (Leiden 1880).

Lennep van, J., W. Mollen J. ter Gouw, Nederlands geschiedenis en volksleven,opgedragen aan zijne majesteit Willem III, (Leiden 1889).

Lijnden van Hemmen, F.G., Twee brieven over de Ridderorde van St.Jacobs Broederschap ingesteld door Floris V ('s-Gravenhage en Amsterdam 1827).

Lijnden van Hemmen,  F.G., Kort antwoord op de voordracht van den heer M. I. Baron D'Yvoy van Mijdrecht ('s-Gravenhage en Amsterdam 1828).

Massuet, P. La Science de personnes de cour d’ epée et de robe tome quatrieme partie 1 (Amsterdam 1752)          Meylink, A.A.J. en G.H.M. Delprat, Over een Charter van Graaf Floris V ( Den Haag 1860).

Maigne, W., Dictionnaire encyclopédique des Ordres de Chevalerie ( Parijs 1861).

Miraeus A., Donationes Belgicae (Antwerpen 1629).                                                                                                  Miraeus A., Opera Diplomatica et Historica in Quibus (Antwerpen 1723).

Mieris,van F., Groot Charterboek der Graaven van Holland en Zeeland en Heeren van Vriesland in vier delen (Leiden 1753 en 1755).

Mostard, J.J., Den Haag Oranje Residentie, (den Haag 1980).

Petit Le, J. F., La Grande Chroniqve ancienne et moderne de Hollande, Zelande, VVeft -Frife, Vtrecht, Frife, Overyffel & Groeningen, jufques à la finde lÆ An 1600 (Dordrecht 1601).

Obreen, H. G.A.Geslacht van Wassenaar (Leiden 1903).

PaigeLe, A. F., L ’Ordre Héréditaire du cigne, dit L’Ordre Souverainde Cléves (Parijs 1780).                                  Perrot, A.M. Ritterorden(Leipzig 1821).

Philiponde la Madelaine, V., Histoire des ordres monastiques religieux et militaire et des congrégations séculierëresdes deux sexes par le R.P. Hélyot 1euitgave 1719 (Paris 1842).

Plomp,N., Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie deel 53 en 57, (Den Haag1999 en 2003).                            Rammelsberg, J.W. , Beschreibung Aller noch heutigeTages florirenden als bereits Verlochenen Geist und WeltlichenRitter-Orden in Europa nebtst denen Bildnissen derer Ordens- Zeichen(Frankfurt an den Oder 1743).

Riemer, J., Beschryving van ’s-Gravenhage, behelzende deszelfsoorsprong, benaming, gelegentheid,uitbreidingen, onheilen en luister (Delft 1730).

Van Reigersbergh, Jan, Dye Chronijcke van Zeelandt eerste uitgave in 1551.

Rouck de, Thomas, De Nederlandtsche Herault ofAdelik Toneel, 1e uitgave Jan Janssen te Amsterdam 1645, 2e uitgave Jacob Volkerrsz te Amsterdam 1672, 3e uitgave Hendrik en Dirk Boom(Amsterdam 1673).

Scriverius, P., Het Oude Goudsche Kronycxken of Historiën van Hollandt, Zeelandt,Vrieslandt en Uytreght (Amsterdam 1663).

Schoonebeek, A., Historie van alle Ridderlijke en Krijgsorders (Amsterdam 1697).

Snouckaert van Schauburg, archiefstuk collectie waarin van Otto van Arkel en Jan van Arkel ridders in St. Jacob genoemd worden H.v.A, archief Souvereine Orde van St. Jacob in Holland (Den Haag z.j.)

Verbrugg, M., Teylingen op het laatst der dertiende eeuw.                                                                                        De Vriend des vaderlands 16e deel (Amsterdam 1842).                                                                                          Wagenaar, J., Vaderlandse Historie vervattendegeschiedenissen der nu vereenigde Nederlanden inzonderheid die van Holland van de vroegste tijden af uit de geloofwaardige Schrijvers enegte Gedenkstukken samengesteld, derde deel pag. 42 en 70 (Amsterdam 1750).

Westreenen, van, W.H.J., Essai Historique sur Les Anciens Ordres de Chevalerie (Den Haag 1807).

Scheltema, P., Gedenkwaardigheden van Amsterdam, (Amsterdam1861).

VanSpaen, W.A., Historie der Heren van Amstel van IJsselstein en van Mijnden (Den Haag 1807).                                 Van Spaen La Lecq ,W.A., Inleiding tot de historie van Gelderland, deel III (DenHaag 1804).

Tideman, J. De zogenaamde ridderzaal te 's-Gravenhage en de problematieke Ridderordevan St. Jacob, overdruk uit de Hofstad 5 no. 23 (Den Haag 1899).

De Wind, S. Bibliotheek der Nederlandschegeschiedschrijvers, vierde stuk (1626-1648) (Middelburg 1833). Weleveld, L., Beknopte genealogischeaantekeningen betreffende de Hollandse edelen welke bij de instelling der ridderorde van St. Jacobs Broederschap door FlorisV tot ridder zijn geslagen ( Leiden 1845).

Zeegers, A. Th. Nederlandsche Chrestomathie Bloemlezing uitde werken van enige voorname hedendaagse Nederlandse Schrijvers en dichters 2e druk (Amsterdam 1851).

Zelm van Eldik J.A. Moed en Deugd Ridderorden in Nederland (Zutphen 2003).


7. Tijdschriften Boekzaal van de geleerde wereld en tijdschriftvoor de Protestantse kerken in het Koninkrijk der Nederlanden, DeErven onder de Linden en Zoon (Amsterdam 1845).

De Mentor,weekblad voor nederlands zonen en dochters uit den Beschaafden Stand,oktober no.45, A. Kloots en comp. ('s Gravenhage 1827).

De Navorscher, 4ejaargang Frederik Muller (Amsterdam 1854).

De Navorscher,36e jaargang blz.244 voetnoot, Ridder St. Jacob,(Amsterdam 1890).

Archief Vroegere en latere mededelingenvoornamelijk in betrekking tot Zeeland IV, J.C.& W Altdorfer(Middelburg 1859).


8. Verantwoordingafbeeldingen. 3 Graaf Floris V sticht de Orde van St. Jacob,1290. Willem Steelink (I) naar Lambertus Lingeman 1865-1870. 5 Haarlemse gravenportrettenWillem II en Floris V 1493. 6 Maskerade Leiden optocht 1845. 7 St. Jacobsbeeldje, te vinden in een nisje in deJacobsstraat Rotterdam. J. Van Lennep en J.ter Gouw Uithangtekens in verband met geschiedenis en volkslevenbeschouwd (Amsterdam 1868). 8 Chevalier Saint Jaquesafbeelding uit Bar, J. Ch.Recueil des tous lesCostumes Monastiques & Militaires de toutes les Nations(Parijs 1784). 9 Pelgrim St. Jacobsschelp. 10.Lynden wapen omrand met schelpen ketting. 11 Schelpenkettingen Familie wapen Lynden. 16.Preuves extract opgemaakt door Chr. Butkens 18. Afbeelding Christoforus Butkens (Mattheus Borrekens) 19. Hollandiae Opera Diplomatica et Historica werk AubertusMireaus. 20. Gravure Marcus Zuerius Boxhorn. 21. Arnoldus Buchelius 1614 (Crispin de Passe). 21. Petrus Scriverius (P. Soutman /CornelisVisscher). 21. Theatrum Sive Hollandiae 1632 Boxhorn 23. Ridderkruis Spaanse Orde van St. Jacobmet het zwaard. 23.Rittterorden 1743 J.W. Rammelsberg afbeelding draagteken Orde St.Jacob 24.St. Jacobsridder met draagteken orde. Adriaan Schoonebeek 25. EliasAshmole (onbekende artiest). 25. Draagteken Ordevan St. Jacob voor 1815 (Archief SJ) 26. Kaart Nederland begin 19eeeuw. Inhuldiging van koning Willem I schilderij 1819. 27. BaronWillem Hendrik Jacob van Westreenen van Tiellandt door CarelChristiaan Anthony Last. 28. Hendrik van Wijn 1791 (ReinierVinkeles). 28.Anton Reinhard Falck (1777-1843) lithografie Baugniet. 29.Concept draagteken civiele orde bestemd voor de Hoge Raad van Adel1815 32. Willem Anne baron van Spaen La Lecq 33. Jacobvan Lennep Hendrik Hollander Willem Bilderdijk (Charles HowardHodges 1810) 35. F . G. baron van Lynden van Hemmen (Cornelis Kruseman) 38. Adriaan Beeloo ( A.J. Ehnle/P. Blommers1854) afbeelding Jan Ter Gouw 39. Keten Amstel, uit Beschryvinge van AmsterdamCommelin 1694. (4 Jacobsschelpen). AmsterdamCollier des Chevaliers de Saint Jacques en Hollande uit Massuet,P. La Science de personnes de cour d’ epée et de robe. KetenOrde St. Jacob uit L’ Abbé Giustiani Histoire desMilitaires ou des Chevaliers p.418 (Amsterdam 1721). 40. Floris V bron onbekend, Regionaal Archief Leiden. 44. Chevalier St. Jacques uit Histoire desordres Pierre Hélyot en Maximilien Bullot p. 288, (Parijs 1719).



 

Our Services

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

About

Excellent service and expertise

Paragraphs are the main building blocks of web pages. To change what this one says, just double-click here or hit Edit text. You can change the style here, too.


Read more

Get in Touch

Business title, Street address, Zip code City, Country
+44 1234 567890
your@email.com